Het ambacht van het overleven

Geschreven door Bo Bogaert op 31.03.2023

In de diepvriezer van Isabel Baert, in het vak onder de pizza’s, liggen enkele kanarievogeltjes in een plastic zakje. Bizar, denkt u? Niet voor Isabel. Het is haar volgende project sinds ze twee jaar geleden startte als taxidermist.

Isabel werkt in de geestelijke gezondheidszorg en realiseerde zich tijdens de lockdownperiode dat ze graag iets met haar handen wou doen. Omdat het iets anders mocht zijn dan pottenbakken, koos ze voor taxidermie. Isabel: “Ik heb altijd interesse gehad in de natuur en sinds ik zelf dieren opzet, is die fascinatie alleen maar toegenomen.”

Honderden stappen

In België bestaat er geen officiële opleiding tot taxidermist en mag iedereen zomaar aan de slag gaan. Toch raadt Isabel dat niet aan. “Een dier opzetten is allesbehalve eenvoudig. Je moet tal van stappen doorlopen om het tot een goed einde te brengen. Alles begint met het nauwkeurig opmeten en natekenen van het dier, vervolgens moet je het villen, de huid proper maken en looien. Nadien moet je het lijfje zo waarheidsgetrouw namaken, dat kan onder andere met PU-schuim of met houtwol en ijzerdraad. Met klei kun je de vorm van de schedel bijwerken. Daarna moet de vacht terug over het gemaakte lichaam en moet je nog de ogen inpassen, oogleden en lippen bijkleuren of airbrushen... Kortom, er zijn te veel stappen om op te sommen! (Lacht.)”  

Pure ambacht

Voor Isabel is taxidermie een manier om de schoonheid van de natuur te eren. Persoonlijk brengt het haar veel rust. “Taxidermie dwingt je om tijd te maken. Een dier opzetten is zéér tijdsintensief. Afhankelijk van het dier kan het enkele dagen tot enkele weken in beslag nemen. Het is een proces dat je volle aandacht vraagt, het gaat immers om millimeterwerk. Je moet heel wat kennen van anatomie, biologie en chemie wil je een dier zo waarheidsgetrouw namaken. Als taxidermist moet je van vele markten thuis zijn. Een dier opzetten is honderd procent handwerk, pure ambacht. Wie niet gepassioneerd is, begint er niet aan.”

Gered uit de verbrandingsoven

Het allereerste dier dat Isabel opzette, is een genetkat. Het beestje kwam uit een Nederlandse zoo en zou in de verbrandingsoven verdwijnen mocht het niet opgezet worden. “Dat vind ik het mooie aan taxidermie: je geeft dode dieren een tweede leven én je geeft mensen de kans dieren te bestuderen die ze anders nooit zouden zien. Ik kan zelf uren kijken naar de dieren op mijn kast en genieten van hun schoonheid.” Na de genetkat volgden nog vogels, vlinders, motten, kevers, fazanten... “Ik ben bijlange nog geen volleerde taxidermist. Ook omdat het een non-stop leerproces is. Elk dier is anders en brengt andere uitdagingen met zich mee. Oefenen, oefenen, oefenen is de boodschap.”

Over kraaien en papegaaien

Waar komen die dieren nu vandaan? “Dat is niet zo gemakkelijk. Taxidermie is aan strenge regels onderworpen, regels die verschillen van land tot land. Je mag niet elk dood dier zomaar opzetten. Gekweekte en tamme dieren mag je opzetten, wilde inheemse diersoorten niet. Een voorbeeld: vliegt een kraai zich dood tegen mijn keukenraam, dan kan ik daar niets mee doen. Is het daarentegen een papegaai, dan mag het wel. Je moet dus heel goed op de hoogte zijn van wat kan en wat niet. De meeste taxidermisten werken daarom samen met dierenartsen, dierentuinen of kwekers. Of ze werken natuurlijk in opdracht van particulieren die hun geliefde huisdier willen vereeuwigen ”

Benieuwd naar Isabel haar werk? Je vindt het op Instagram via afterlifecuriosities of op Etsy via Afterlifecreation.

Meer beestige verhalen en activiteiten

Volksverhalen zijn hip. Ze spreken tot de verbeelding en geven lokale geschiedenis extra kleur. Maar hun voortbestaan is...